De geest (het denken) heeft allerlei belangen; zorgen voor veiligheid, dragen van verantwoordelijkheden,terugkijken naar verleden, zorgen over toekomst, angst voor verlies, fysieke of psychische gezondheid, zingeving, wereldproblematiek, noem maar op. Makkelijker gezegd; ik (oftewel mijn denken) ben continue bezig met zorgen dat ‘het’ goed voelt en te voorkomen dat ‘het’ niet goed voelt of gaat voelen.
Het vraagt wat eerlijkheid naar mezelf om te zien dat ik deze gedachtes doorgaans geloof en ook nogal serieus neem. Inclusief de gevoelens en sensaties die dit met zich mee brengt. Op het moment dat ik het zie verandert er ook gelijk iets. Ik ben waarnemer. Daardoor kan ik er ook gelijk wat meer afstand van nemen en er minder geïdentificeerd mee zijn.
Wat me erg aanspreekt is een innerlijke houding die je open gewaarzijn noemt. Je ziet dat er ´iets´ is wat verschijnt, en je ziet ook dat ´iets´ dat kan waarnemen. Dat ‘iets’ is een open ruimte die geen doel heeft en die nergens ‘naartoe hoeft’. Het is open en leeg van zichzelf.
De innerlijke houding is steeds weer daar je aandacht op richten, op die open ruimte waar de gedachten, gevoelens en sensaties in verschijnen. Niet te hechten aan gedachten, ideeën en voorstellingen.
Ik vind het leuk om daar een innerlijk spelletje van maken. Om te zien hoe snel er een hechtende gedachte is en hoe snel ik ‘van iets iets maak’. ‘Dit is een stoel, dat is een tafel, dit is mijn hand, dat is mijn voet’. Vervolgens haal je alle vaststaande ideeën en labels weg; wat het is en ‘van wie’.
Om vervolgens dit uit te breiden naar gevoelens en percepties. Daar gebeurt namelijk hetzelfde; het hecht aan de verhalen die ik er op hebt geplakt en de concepten die ik daar van hebt gemaakt. Ik zie dat iets in mij de neiging heeft om telkens weer tot een bekend (geruststellend) beeld (en gevoel) van mezelf en de wereld om me heen te komen. ‘Zo is het’.
Het spel is; houdt alles open. Of ‘in het midden”. Of ‘los’. Nergens achteraan gaan en niks volgen. Niets is ‘zo’ en niets is waar. Het is niet vast, niet solide.
Open gewaarzijn heeft van zichzelf deze kwaliteit. Het is keuzeloos. Zodra ‘iets’ verschijnt, wordt het gezien en daarbij verdwijnt het ook gelijk weer. Het hecht zich niet en het beklijft ook nergens. Het vind niets (n)ergens van en heeft geen positie. Het hoeft niets te behouden of los te laten. Er is steeds weer die onaangetaste openheid. Wat ook weer niets bijzonders is, het is ‘ook maar’ een spel.